Pragmatisme

De vier voornaamste pragmatisten: C.S. Peirce, William James, John Dewey en G.H. Mead.

Het pragmatisme is een filosofische stroming, die de focus legt op het verbinden van praktijk en theorie, die volgens het pragmatisme niet los van elkaar staan. Het bekendst is wellicht de pragmatische theorie van de waarheid, volgens welke een opvatting waar is, als deze in de praktijk werkt. Waarheid wordt dus niet gedefinieerd aan de hand van een correspondentierelatie of coherentie, maar in termen van praktisch nut en maatschappelijk voordeel. Waarheid is niet iets dat vaststaat, maar iets dat mee-evolueert met de inzichten van een samenleving. Deze opvatting is nauw verwant met het fallibilisme. In het pragmatisme staat de mens als handelend wezen centraal, en staan handelen en denken in dienst van het oplossen van praktische problemen. Verdere kenmerken van het pragmatisme zijn een functionalistische en consequentialistische inslag.

Daarnaast bestaat er een morele of religieuze variant, die de waarheid van metafysische opvattingen of religieuze leerstellingen bevestigd acht, als ze heilzaam blijken op zedelijk of moreel gebied, en als ze daarin richtinggevend zijn.

In het dagelijks leven worden handelingen en ideeën, die effectiviteit boven theoretische of morele overwegingen stellen, pragmatisch genoemd.


Developed by StudentB