Pruisen (ook wel Pruissen; Duits: Preußen; Limburgs: Pruse(s); Oudpruisisch: Prūsa; Pools: Prusy; Litouws: Prūsija; Latijn: Prussia, Borussia of Prutenia) is een historische staat die in het noorden van Centraal-Europa was gelegen. Toen Pruisen op zijn grootst was, kwam het grondgebied ruwweg overeen met het huidige Duitsland ten noorden van de Mainlinie, het westen van het hedendaagse Polen en zeven andere landen, waaronder het huidige Litouwen.
De geschiedenis van de Pruisische staat begint in 1226 met de Gouden Bul van Rimini, waarmee de basis voor de Duitse Ordestaat werd gelegd. Na vele conflicten met het koninkrijk Polen werd West-Pruisen in 1466 (na de Dertienjarige Oorlog) krachtens de Tweede Vrede van Thorn onder de naam koninklijk Pruisen onderdeel van Polen. Oost-Pruisen, dat gezien kan worden als de voorloper van het latere Pruisische koninkrijk, bleef tot 1660 een vazalstaat van Polen. Van 1701 tot 1918 werd de staat geleid door een koning van het koninkrijk Pruisen en van 1918 tot 1933 door een minister-president van de vrijstaat Pruisen.
Pruisen had vooral vanaf de achttiende eeuw een grote invloed op de Duitse en Europese geschiedenis. Na 1866 was Pruisen de belangrijkste staat van de Noord-Duitse Bond en vanaf 1871 was het de grootste deelstaat in het nieuw opgerichte Duitse Rijk. In 1947 werd Pruisen door de overwinnaars van de Tweede Wereldoorlog opgeheven en verdeeld.
De Pruisen, een West-Baltische stam, leefden oorspronkelijk in de buurt van het huidige Gdańsk en Kaliningrad. Hun woongebied werd Pruisen genoemd. In de dertiende eeuw veroverde de Duitse Ordestaat het gebied. Het werd in 1525 een seculier hertogdom onder het huis Hohenzollern, dat de staat sinds 1618 regeerde in personele unie met de mark Brandenburg. De markgraaf van Brandenburg was ook keurvorst en dus een van de voornaamste Duitse vorsten.
Omdat de Duitse keizer militaire steun van Brandenburg nodig had, stond hij aan markgraaf Frederik III in 1701 toe om zichzelf tot "Koning in Pruisen" te kronen. Het land werd in de achttiende eeuw onder Frederik de Grote een Europese grote mogendheid. Door enorme uitbreidingen in de achttiende en negentiende eeuw omvatte Pruisen uiteindelijk grote delen van West- en Noord-Duitsland (sinds 1945 voor een deel gelegen in Polen). Minister-president Otto von Bismarck verenigde de Duitse staten in 1871 in het Duitse Keizerrijk, waarvan de koning van Pruisen keizer was. Van 1871 tot 1945 was Pruisen verreweg de grootste deelstaat van het Duitse Rijk. Na de Tweede Wereldoorlog werd Duitsland door de gealieerden heringedeeld en verdween Pruisen van de kaart.