Roestvast staal, ook rvs of inox[1] genoemd, en in de volksmond beter bekend als roestvrij staal, is een verzamelnaam voor een aantal legeringen van hoofdzakelijk ijzer, chroom, nikkel en koolstof. Om van roestvast staal te kunnen spreken, is minimaal 11 tot 12% chroom en maximaal 1,2% koolstof nodig. Verder zijn in veel soorten roestvast staal ook de elementen molybdeen, titanium, mangaan, stikstof en silicium aanwezig.
De benaming roestvrij staal is algemeen ingeburgerd, maar wordt door metallurgen liever niet gebruikt, aangezien de legering onder normale omstandigheden weliswaar beter bestand is tegen roesten, oftewel roestvast is, maar wel degelijk kan roesten.[2]
De oxidehuid van een roestvast materiaal sluit het onderliggende materiaal goed af,[3] waardoor in bepaalde gevallen geen verdere roestvorming zal plaatsvinden of deze roestvorming vertraagd wordt. In de praktijk zijn er twee gevallen waarbij RVS toch kan roesten: bij de aanwezigheid van chlorides of bij de verontreiniging van het materiaal door 'gewoon' staal dat wel roest. Dit roesten kan vermeden worden door een correct type RVS te kiezen (geen 304 bij aanwezigheid van halogenen) en het materiaal te behandelen waarbij alle mogelijke verontreinigingen worden verwijderd. Dit is het zogenaamde beitsen, waarbij langs chemische weg alle verontreinigingen worden opgelost en verwijderd.