Saterfries Seeltersk | ||||
---|---|---|---|---|
Gesproken in | Saterland, Landkreis Cloppenburg, Nedersaksen | |||
Vitaliteit | 3. Ernstig bedreigd | |||
Sprekers | 1000 | |||
Taalfamilie | ||||
Dialecten |
geen
| |||
Alfabet | Latijns | |||
Taalcodes | ||||
ISO 639-3 | stq | |||
friesetaalgebied
| ||||
|
Het Saterfries is een Friese taalvariant die nog gesproken wordt door een minderheid van de inwoners van Saterland binnen Nedersaksen. De eigenbenaming is Seeltersk; in Duitsland wordt de taal aangeduid als Saterfriesisch of Saterländisch.[1]
Het Saterfries is het enige overblijfsel van het Oosterlauwers Fries, dat tot het einde van de middeleeuwen in de Ommelanden van provincie Groningen en het graafschap Oost-Friesland gesproken werd. Met het teloorgaan van de Friese vrijheid en het door handelscontacten 'versaksischen' van de stad Groningen gingen ook de Ommelanden en de Oost-Friese streken gaandeweg van het Fries over op het Nedersaksisch, maar op een paar afgelegen plaatsen kon het zich handhaven. Een van die plaatsen was het Saterland, een zandeiland in een moeilijk doordringbaar veengebied. Ook op andere min of meer afgezonderde plaatsen hielden varianten van het Fries zich langer staande, zoals het Harlingerlandfries, het Wurstfries en het Wangeroogs, dat tot in de twintigste eeuw heeft bestaan en merkwaardig genoeg het langst werd gesproken in een kolonie van eilanders op het vasteland (Neu Wangeroge). Dat het Saterlands het het langste uithield vindt een oorzaak in het geografisch en godsdienstig isolement. Naast het Lutherse en hervormd-Calvinistische Oost-Friesland vormde Saterland een rooms-katholieke enclave behorende tot het bisdom Münster.
Het Saterfries wordt, eventueel samen met de bovengenoemde uitgestorven varianten, ook wel Oostfries genoemd. Hier wordt deze term echter gereserveerd voor het Nedersaksische dialect dat men in Oost-Friesland spreekt, juist zoals Westfries in Nederland gewoonlijk naar een streektaal in Noord-Holland verwijst, niet naar het Westerlauwers Fries.