Een schacht in de mijnbouw is een verticale, meestal cilindervormige toegangsweg tussen het aardoppervlak en plaatsen in de ondergrond waar delfstoffen in vaste vorm worden ontgonnen.
Schachten zijn de belangrijkste vervoerswegen van het ondergrondse mijnbedrijf. Alle personenverkeer, alsook alle vervoer van producten, machines en materialen naar de ondergrondse werken, vindt door de schachten plaats. Ze vormen tevens de enige wegen, waarlangs de lucht toe- en afgevoerd wordt. Ook de mijnwaterleidingen, de toevoerkabels voor elektrische stroom en de persluchtleidingen moeten in de schachten worden aangebracht. Niet ten onrechte worden de schachten dan ook de slagaders van een mijn genoemd.
De mijnschachten worden soms aangeduid naar de functie, waarvoor ze in hoofdzaak zijn bestemd. Zo wordt er gesproken van vervoer- en luchtschachten. Bij de luchtverversing wordt onderscheid gemaakt tussen de in- en uittrekkende schacht. Hiermee duidt men respectievelijk de schacht aan, waarin verse lucht de mijn binnenstroomt, en de schacht waarin de verbruikte lucht wordt afgevoerd.
Schachten, die niet met de oppervlakte in verbinding staan, worden blinde schachten genoemd. Daartoe behoren de zogenaamde op- en neerbraken. Bij steenkolenmijnen dienen deze doorgaans om koollagen boven of onder een verdieping te ontsluiten. Met een opbraak wordt een kolenlaag boven een verdieping ontsloten, met een neerbraak een laag beneden een verdieping. Deze schachten hebben een kleinere doorsnede dan de (hoofd)schachten, ze vormen een verbinding tussen een verdieping en een tussenverdieping, of tussen twee verdiepingen. Blinde schachten dienen zowel voor vervoer als voor de luchtverversing. Indien in deze schachten personenvervoer is toegestaan, krijgen ze de naam tussenschacht.