De schedel is een complex geheel van verschillende botstructuren, die samen het deel van het skelet vormen dat vorm geeft aan de kop van een gewerveld dier. De schedel bestaat embryologisch gezien uit vele botten, waarvan de meesten vergroeid zijn tot een deel: het cranium. De enige botdelen van de schedel die nooit met het cranium vergroeid zijn, zijn de mandibula (onderkaak), de gehoorbeentjes en het gebit. Bij sommige dieren, met name bij reptielen en vogels, zijn er meer botdelen die niet met het cranium vergroeid zijn, zoals de bovenkaak. Alle delen van het skelet buiten de schedel worden samen het postcranium genoemd.
Het cranium is op zijn beurt op basis van de functie te verdelen in het neurocranium dat de hersenen omvat, en het viscerocranium, dat de mond- en keelholte omgeeft.
De schedel heeft vele functies, waaronder de bescherming van de hersenen en het vormgeven van het aangezicht en daarin plaats bieden aan vele zintuigen, de neus en de mond. Bij sommige dieren heeft de schedel bovendien uitsteeksels met speciale functies, zoals hoorns en geweien.
De schedel is op verschillende manieren verbonden met de wervelkolom:
Bij sommige vissen, amfibieën, reptielen en vogels kan de bovenkaak onafhankelijk van schedel bewegen. (kinetische schedel) Slangen kunnen hierdoor prooien doorslikken die groter zijn dan zichzelf.
Bij kraakbeenvissen bestaat de schedel niet uit botweefsel maar uit kraakbeen.