Vrouwelijk: | vrouw · eierstok (ovarium) · eicel (oöcyt) · eileider (tuba uterina) · vulva · baarmoeder (uterus) · baarmoederhals (cervix) · schede (vagina) |
Mannelijk: | man · teelbal (testis) · bijbal (epididymis) · balzak (scrotum) · zaadleider · prostaat · voorstanderklier · penis · zaadcel (spermatozoïde) |
Algemeen: | geslachtsgemeenschap · ejaculatie · zygote · zwangerschap · embryo · foetus · bevalling · levenscyclus |