De Tractatus theologico-politicus is een boek van de Joods-Nederlandse filosoof Benedictus de Spinoza. Hij publiceerde het werk anoniem in 1670. De eerste uitgave veroorzaakte een storm van kritiek, zoals hij had verwacht. Op het titelblad geeft hij aan dat gelovigheid en vrijheid van filosoferen goed met elkaar samengaan en zelfs onmisbaar zijn voor elkaar. In het werk betoogt hij dat de interpretatie van zijn tijdgenoten van de Bijbel tegenstrijdig en daarom twijfelachtig is, dat veel opgesmukte wonderen een natuurlijke verklaring hebben, maar er diepe eeuwige gedachten van de geestelijke leiders schuilgaan. Jezus is weliswaar geen Zoon van God, maar de edelste mens die ooit heeft geleefd. Alleen als de boodschap van Jezus begrepen wordt, kunnen joden en christenen samenkomen, wellicht met alle andere volkeren.[1] En verder dat de vrijheid van de filosofie noodzakelijk is voor het welzijn van burgers en staat, en democratie de beste staatsvorm is.
De Tractatus theologico-politicus had een grote invloed op de theologie, de filosofie en de politicologie. In de theologie gaf hij de aanzet tot de historisch-kritische exegese (uitleg van de Bijbel) die in de negentiende eeuw opkwam en tegenwoordig gemeengoed is. In het werk worden de verhouding tussen religieus geloof, filosofie en politiek geanalyseerd en wordt voor een nieuwe orde gepleit. Het werk kan gelezen worden als een pleidooi voor vrijheid van meningsuiting en democratie en tegen religieuze intolerantie. Maar ook als een kritische analyse van het Oude Testament en de zeventiende-eeuwse dogmatiek, als een scherpe analyse van de culturele en politieke context van de joodse staat die in het Oude Testament beschreven wordt, en als een getuigschrift van de macht van de rede.