Tram | ||||
---|---|---|---|---|
Een PCC-tram, een type dat de technische basis werd van vele Tatra, BN en KTM trams.
| ||||
Aandrijving | paarden; stoommachine; elektromotor; dieselmotor | |||
Periode | vanaf 19e eeuw | |||
Snelheid | 15-80 km/h | |||
Beschikbaarheid | openbaar vervoer | |||
Infrastructuur | rails | |||
Doelgroep | stedelijk of regionaal vervoer | |||
|
Een tram is een voertuig dat op sporen rijdt, zoals een trein of een metro. Vaak liggen de rails in de openbare weg, zodat de tram tussen het andere verkeer rijdt. Dit komt vooral voor bij de "stadstram", die openbaar vervoer binnen een gemeente of agglomeratie verzorgt. Voor het rijden op straat zijn passagierstrams en werktrams met richtingaanwijzers en remlichten uitgerust; dit tegenstelling tot treinen. Vergeleken met de trein zijn veel eisen waaraan de voertuigen en de infrastructuur moeten voldoen lager. Snelle en comfortabele trams met geen of minder straattrajecten vallen onder de parapluterm lightrail. Om dit te bevorderen worden er sporen aangelegd met een grotere boogstraal, meestal meer dan 25 meter.[1]
Trams worden vooral ingezet voor lokaal vervoer in stedelijke gebieden. In de loop der tijd zijn de meeste interlokale tramlijnen in veel landen vervangen door bus- of treindiensten. Er komen echter ook nog nieuwe lokale en interlokale lijnen bij. Het voertuig wordt meestal elektrisch aangedreven met voeding van een bovenleiding. Maar alternatieve stroomvoorziening komt steeds meer voor. Niet gemotoriseerde aanhangrijtuigen kwamen in 20e eeuw op grote schaal voor maar zijn zeldzaam geworden. Voorheen bestonden er paardentrams, stoomtrams en motortrams.[2]