Tulpenmanie

Een tulp, bekend als Viceroy, in een tulpenboek uit 1637 dat op naam staat van Pieter Cos. De vermelde prijzen zijn de bedragen die op een veiling van de tulpencollectie van Wouter Winckel, op 5 februari 1637, voor deze tulp geboden zijn. Een ervaren vakman verdiende in die tijd ongeveer 300 gulden per jaar.
Burgers van Haarlem lopen op dit moralistische schilderij van Hendrik Gerritsz. Pot uit ca. 1640 achter de zegekar van de in onmin geraakte godin Flora. Zij troont te midden van narren. De stokbeurs in het centrum van het schilderij symboliseert de geldzucht.

De tulpenmanie was een hausse in de tulpenhandel in Holland en Utrecht die midden 1636 opkwam en waaraan begin februari 1637 een abrupt einde kwam. Het verschijnsel wordt ook tulpenkoorts, tulpenwoede, tulpengekte, bollengekte, dwaze tulpenhandel en bollenrazernij genoemd. In de Nederlandse Gouden Eeuw bereikten de bedragen die voor tulpenbollen geboden werden extreme hoogten.[1] In januari/februari 1637 werden er voor tulpenbollen bedragen geboden van duizenden guldens, meer dan tien keer het jaarsalaris van een ervaren vakman. Maar dat ze ongeveer evenveel waard waren als een Amsterdams grachtenpand klopt niet, zo'n pand kostte wel 30.000 gulden. Er werd gespeculeerd in opties op tulpen, die op dat moment nog in de grond zaten. De tulpenmanie wordt door economen gezien als de eerste uitgebreid beschreven bubbel (speculatiegolf) in de wereldgeschiedenis.[2] De term tulpenmanie wordt vaak gebruikt als metafoor voor een grote economische bubbel.

  1. Ernst Heinrich Krelage, Bloemenspeculatie in Nederland - De Tulpomanie van 1636-'37 en de Hyacintenhandel 1720-'36, P.N. van Kampen & Zoon, Amsterdam 1942
  2. Tulpen liggen al een eeuw onder de loep - Nieuwsbericht van de Universiteit Wageningen, 15 januari 2015

Developed by StudentB