Tweede Boerenoorlog | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
Onderdeel van de Boerenoorlogen | ||||||
Datum | 11 oktober 1899 - 31 mei 1902 | |||||
Locatie | Zuid-Afrika | |||||
Resultaat | Britse pyrrusoverwinning Verdrag van Vereeniging | |||||
Territoriale veranderingen |
Britse annexatie van de Boerenrepublieken | |||||
Strijdende partijen | ||||||
| ||||||
Leiders en commandanten | ||||||
| ||||||
Troepensterkte | ||||||
| ||||||
Verliezen | ||||||
|
De Tweede Boerenoorlog van 1899 tot 1902 (ook bekend als de Tweede Vrijheidsoorlog, Zuid-Afrikaanse Oorlog of Anglo-Boerenoorlog) was een oorlog tussen enerzijds de Nederlandstalige Boeren van de Zuid-Afrikaansche Republiek (Transvaal) en de Oranje Vrijstaat en anderzijds het Britse Rijk.
De oorlog was het gevolg van jarenlange spanningen tussen de Boeren en de Britten. Hoewel het begon met conventionele oorlogvoering stapten de Boeren na de verovering van hun hoofdsteden over op guerrillatactieken, waarna de Britten terugsloegen met de tactiek van de verschroeide aarde en - als een van de eerste - het grootschalig gebruik van concentratiekampen, waardoor aan de zijde van de Boeren meer dan twintigduizend burgerslachtoffers zijn gevallen, meest vrouwen en vooral kinderen, die onder ellendige omstandigheden in de Britse concentratiekampen stierven.
De strijd wordt wel geschetst als de eerste moderne oorlog, met aan beide kanten moderne wapens: geweren met een magazijn van minimaal vijf patronen en een bereik van (ruim) meer dan een kilometer, die rookloos waren zodat niet zichtbaar was vanwaar geschoten werd. Het werd door waarnemers wel beschreven als een onzichtbare oorlog, waar troepen naar voren oprukten om dan plots dood of gewond neer te vallen, zonder in het oog lopende oorzaak. Een harde les was dat militairen geen blinkende of fel afstekende kentekenen konden dragen zonder onmiddellijk letterlijk een mikpunt te worden. De Britten verloren in het begin buitenproportioneel veel officieren, totdat deze leerden hun kleding aan te passen.
Lessen die te leren waren (voor wie wilde leren) omvatten het gegeven dat artillerie-beschietingen op troepen die in kolommen oprukken heel effectief zijn, dat artillerie-beschietingen op geprepareerde stellingen (zoals loopgraven) vrijwel zinloos zijn (eerder contraproductief, een waarschuwing: "he, ze gaan aanvallen"), dat frontale aanvallen op geprepareerde stellingen zeer veel menslevens kostten, en dat de tijd van de cavalerie-charge met de lans wel voorbij was (behalve onder zeer bepaalde omstandigheden). Later bleek tijdens de Eerste Wereldoorlog dat veel officieren deze lessen niet geleerd hadden, met alle gevolgen van dien.
Ook maakte deze oorlog deel uit van de achtergrond voor de Eerste Wereldoorlog: ze veroorzaakte in Europa een sterk anti-Britse stemming. Ook het Britse besluit om Duitse passagiersschepen aan te houden en op militaire voorraden te doorzoeken zette kwaad bloed (er werd overigens niets gevonden). Het Duitse Keizerrijk besloot om de Duitse marine te verdubbelen in gevechtssterkte.
De oorlog resulteerde in een pyrrusoverwinning voor het Verenigd Koninkrijk en betekende het einde van de onafhankelijke Boerenrepublieken. Ondanks alles geldt deze oorlog in het Verenigd Koninkrijk niet zozeer als een schandvlek, maar juist als een hoogtepunt van het Britse Rijk. Toen Groot-Brittannië een beroep deed op haar koloniën trokken deze samen op, schouder aan schouder.