Veeteelt

Melkkoeien in de wei.
Bioscoopjournaal uit 1952 over de Zeeuwse landbouwdagen waarin aandacht voor de paardenfokkerij, en een tentoonstelling waarop trekpaarden en rundvee worden gepresenteerd.

Veeteelt of veehouderij is de tak van landbouw waarbij men dieren houdt voor het verkrijgen van nuttige producten. Hierbij is diervoeder nodig, terwijl als nevenproduct mest optreedt. Hoewel een groot aantal diersoorten om deze redenen kunnen worden gehouden en er grote regionale en mondiale verschillen bestaan, zijn er een aantal hoofdgroepen aan te wijzen.

Los hiervan is ook de schapenhouderij (wol en vlees, vroeger ook mest) en de geitenhouderij van belang. Naast hoenders wordt ook ander pluimvee, zoals kalkoenen, eenden en dergelijke gefokt ten behoeve van de vleesproductie.

Randgebieden zijn de pelsdierfokkerij en de paardenfokkerij. De laatste was van belang voor het verkrijgen van voldoende trekdieren. Ten gevolge van de landbouwmechanisatie is dit belang goeddeels verdwenen.

De veehouderij heeft een ontwikkeling doorgemaakt van kleinschalig en divers naar grootschalig en gespecialiseerd. Men spreekt dan van intensieve veehouderij. Kenmerk hierbij is het niet-grondgebonden karakter (het vee bevindt zich in stallen en het veevoeder komt van buitenaf). Verder speelt genetische uniformiteit, gericht op maximale productiviteit, een belangrijke rol.

Vraagstukken die hierbij ontstaan zijn: een grote concentratie van eenvormige dieren op een klein gebied, wat leidt tot ziektegevoeligheid, uitstoot van schadelijke stoffen zoals ammoniak, mestoverschotten en dergelijke. Ook de grootschalige productie van veevoer leidt tot problemen: eenvormige vlakten met maïs en Engels raaigras en in het buitenland: vernietiging van biodiversiteit voor grootschalige verbouw van veevoederingrediënten.


Developed by StudentB