Veldsla

Voor het gelijknamige geslacht, zie Veldsla (geslacht) (Valerianella).
Veldsla
Veldsla
Taxonomische indeling
Rijk:Plantae (Planten)
Stam:Embryophyta (Landplanten)
Klasse:Spermatopsida (Zaadplanten)
Clade:Bedektzadigen
Clade:'nieuwe' Tweezaadlobbigen
Clade:Campanuliden
Orde:Dipsacales
Familie:Caprifoliaceae (Kamperfoeliefamilie)
Geslacht:Valerianella (Veldsla)
Soort
Valerianella locusta
(L.) DC. (1805)
Gewone veldsla, langwerpig type
Gewone veldsla, rondbladig type
Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons
Veldsla op Wikispecies Wikispecies
Portaal  Portaalicoon   Biologie

Veldsla (Valerianella locusta, synoniem: Valerianella olitoria) is een plant uit kamperfoeliefamilie (Caprifoliaceae). De soort wordt ook wel korensla genoemd, al zijn dit beide officiële Nederlandse namen van andere plantensoorten. De eenjarige plant wordt als groente geteeld. Veldsla kan zowel vers als gestoofd worden gegeten, die smaak heeft iets nootachtigs. Het gewas komt voor in Eurazië en werd vroeger als het tussen het wintergraan groeide als onkruid beschouwd. De plant is niet winterhard, maar kan tot -5 °C vorst verdragen. De teelt is vooral in Duitsland en Frankrijk goed ontwikkeld. De teelt is in Nederland in opkomst.[1] Ze vindt vooral plaats in Zuid-Holland rond Barendrecht, in Limburg en in Zeeland. In Nederland en België kweekt men veldsla zowel in de volle grond als in de koude kas.

De plant wordt 7-25 cm hoog en bloeit in het wild in Nederland in april en mei en soms ook in juli en augustus. De vijfslippige bloemen zijn bleeklila, maar soms wit of rozerood. De meeldraden staan op de bloemkroon ingeplant. Het driehokkige vruchtbeginsel is onderstandig, waarbij maar één hokje vruchtbaar is. In het wild hebben de planten aan de voet spatelvormige bladeren. De bovenste bladeren zijn lancetvormig tot langwerpig. De vrij grote en zeer lichte vrucht is een nootje en heeft de vorm van een platte ui of tulpenbol. Pas geoogst zaad kiemt slecht door de nog aanwezige kiemrust.

De plant komt in het wild voor op open plaatsen met vochtige, voedselrijke grond in bermen en op dijken en soms op landbouwgrond. Rond de zomer is ze niet te zien waarna alle zaden rond de herfst tegelijk zullen ontkiemen.

  1. Kweekhandleiding CAH Dronten

Developed by StudentB