Vereenigde Oostindische Compagnie

Vereenigde Oostindische Compagnie
Logo
Het Oost-Indisch Huis door Reinier Vinkeles, 1768.
Doel Zeehandel met het gebied ten oosten van de Kaap de Goede Hoop en ten westen van de Straat Magellaan.
Oprichting Octrooi verleend op 20 maart 1602.
Opheffing maart 1798 (formele opheffing)
31 december 1800 (laatste dag geldigheid octrooi)
Oorzaak einde Verovering Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden door Frankrijk, Vierde Engels-Nederlandse Oorlog, corruptie, mismanagement, verlies winstgevende opiumhandel aan Engeland.
Oprichter(s) De Staten-Generaal op initiatief van Johan van Oldenbarnevelt
Sleutelfiguren Onder anderen Pieter Both, Jan Pieterszoon Coen, Antonie van Diemen, Joan Maetsuycker, Rijklof van Goens
Bestuur 'Heren XVII'
Land {{ }}
Hoofdkantoor VOC-Kamer te Amsterdam en Middelburg. Andere kantoren in: Enkhuizen, Delft, Hoorn en Rotterdam
Werknemers tot 28.000
Producten Aanvankelijk vooral specerijen als peper, foelie, kruidnagel, nootmuskaat en kaneel, maar ook porselein, ruwe olie, ivoor, tijger-, waterbuffel- en hertenvellen, hout, koper, zilver, robijnen, saffieren, zwavel, borax, Chinees muntgeld, muskus, gember, hennep, salpeter, betelnoten, kamfer, tin, benzoë, technische zink, bijenwas, kardemom, cachou, textiel, lood, ijzer, goud, olifanten, aardewerk, zijde, koffie, thee, suiker, katoen en opium.
Sector Zeehandel
Portaal  Portaalicoon   Economie
VOC
VOC-vlag
Een vloot van de Verenigde Oostindische Compagnie voor de kust van West-Afrika (Adam Willaerts, 1608)

De Vereenigde Oostindische Compagnie of in hedendaagse spelling Verenigde Oost-Indische Compagnie, afgekort tot VOC (1602–1800), was een particuliere Nederlandse handelsonderneming met een door de Staten-Generaal verleend monopolie op de overzeese handel tussen de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden en het gebied ten oosten van Kaap de Goede Hoop en ten westen van de Straat Magellaan.[1] De VOC behield gedurende haar hele bestaan het alleenrecht om verdragen te sluiten, oorlog te voeren, forten en handelsposten (factorijen) te veroveren en te bouwen en bestuurders aan te stellen.[1] De VOC werd geleidelijk aan een territoriale macht door de verovering van de Banda-eilanden (1609–1621), het kustgedeelte van Ceylon (1640–1656) en met name van heel Java tijdens de Javaanse successieoorlogen (1703–1755).[1]

De VOC werd in 1602 opgericht als de Generale Vereenichde geoctrooieerde Compagnie.[2] Ze was destijds de eerste naamloze vennootschap met vrij verhandelbare aandelen en zou uitgroeien tot het grootste handelsbedrijf ter wereld.[3] De VOC wordt vaak genoemd als het eerste bedrijf dat in meerdere landen vestigingen had. De VOC creëerde een handelsnetwerk tussen de diverse handelsposten in de Aziatische regio. Deze intra-Aziatische handel zorgde vele jaren voor grote winsten.[4] De VOC sloot daartoe naar believen contracten af met lokale heersers.[5] Later werd met steun van de VOC en de Staten-Generaal de West-Indische Compagnie (1621–1792) opgericht naar het voorbeeld van de VOC.

De onderneming sloeg tijdelijk eigen munten, want in Azië was nauwelijks vraag naar Europese producten. Ze had een eigen leger en oorlogsschepen ter handhaving of uitbreiding van haar positie en om zo nodig handel met de lokale bevolking met dwang te monopoliseren. De compagnie stortte zich in de eerste jaren in dure militaire campagnes om de Portugezen uit hun Aziatische handelsposten te verdrijven en andere concurrenten op een afstand te houden. De vaste kosten waren hoog vanwege de vele garnizoenen die bemand moesten worden en de sterke oorlogsvloot die nodig was om het handelsgebied van de VOC te verdedigen en verder uit te breiden. Rond 1700 was de helft van de medewerkers soldaat.[6]

Binnen de Aziatische factorijen en het door haar gecontroleerde gebied regelde de compagnie bestuur en rechtspraak. Er werd handel gedreven (soms kort) met onder meer Mokka, Perzië, Gujarat, Malabar, Ceylon, de Coromandelkust, Bengalen, Ayutthaya, Cambodja, Birma, Vietnam, Formosa, China, Japan, Java en de Molukken. De VOC stimuleerde ontdekkingsreizen in de hoop op snellere verbindingen, nieuwe handelscontacten en winstgevendere handelswaar. Taalonderzoek werd verricht met de bedoeling het christelijk geloof onder de aandacht van de plaatselijke bevolking te brengen en etnobotanisch onderzoek om het aantal slachtoffers onder haar werknemers te doen afnemen. Op het toppunt van haar macht had de VOC 25.000 werknemers in Azië in dienst. In Nederland had de VOC zo'n 3.000 personeelsleden en indirect waren in de toelevering velen er economisch afhankelijk van. Van hoog tot laag hielden de werknemers zich bezig met smokkel om hun karige salarissen aan te vullen.

De VOC had veel te lijden van de Vierde Engels-Nederlandse Oorlog (1780–1784), toen door de Engelsen meerdere handelsposten ingenomen werden en volle handelsschepen gekaapt werden. De verliezen worden geraamd op zestig miljoen gulden. Tijdens de Bataafse Republiek werd het bedrijf, machtssymbool van het "ancien regime", in maart 1795 genationaliseerd. De schuld bedroeg een jaar later 120 miljoen gulden, die de staat overnam.[7] Het octrooi werd nog tweemaal verlengd om de lopende zaken af te handelen. Dit gebeurde voor het laatst tot 31 december 1800.[8]

Geschiedschrijving over, en onderzoek naar de VOC is ernstig bemoeilijkt door de vernietiging van ruw geschat 80% van het voorhanden archiefmateriaal van de VOC door verkoop aan de meestbiedende koper. Dit gebeurde in de eerste helft van de negentiende eeuw in opdracht van het ministerie van Koloniën, om redenen van kostenbesparing. Het wekt sindsdien spijt en verontwaardiging bij onderzoekers uit alle landen waar die Compagnie gevestigd is geweest.[9]

  1. a b c "Verenigde Oost-Indische Compagnie". Encarta Encyclopedie Winkler Prins. (2002). Utrecht: Microsoft Corporation/Het Spectrum.
  2. Balk, G.L., Dijk, Frans van en Kortlang, D.J. (2007) The archives of the Dutch East India Company (VOC) and the local institutions in Batavia (Jakarta), p. 46
  3. 's Werelds oudste aandeel. oudsteaandeel.nl. Gearchiveerd op 28 september 2013. Geraadpleegd op 1 januari 2013.
  4. Femme Gaastra (1991). De Geschiedenis van de VOC. Walburg Pers, p. 108-148. ISBN 9060119290.
  5. Dillen, J.G. van (1970) Van Rijkdom en Regenten. Handboek tot de Economische en Sociale Geschiedenis van Nederland tijdens de Republiek, p. 127.
  6. Gaastra, F. (2002) 'Sware continuerende lasten en groten ommeslagh', p. 85. In: De Verenigde Oost-Indische Compagnie. Tussen oorlog en diplomatie. Onder redactie van G. Knaap en G. Teitler
  7. Enthoven, Victor (2001) De Verenigde Oost-Indische Compagnie en de Staten-Generaal Armamentaria (jaargang 36), een uitgave van het Legermuseum
  8. F.S. Gaastra Archiefvorming --> Geschiedenis van de geschiedvorming --> 8. Het einde van de VOC, gahetna.nl
  9. Jongbloed, Hein H. (11 november 2019). [Diepenheim uitgediept: Heerlijkheid en horigheid in Oost-Nederland (en Westfalen) Diepenheim uitgediept (proefschrift)]. Rijks Universiteit Groningen. DOI:10.33612/diss.101553801, p. 1.

Developed by StudentB