De Visigoten (Wisigothen) waren een belangrijk (Oost-)Germaans volk ten tijde van, en vlak na, het Romeinse Rijk. Vanaf 270 na Chr. begonnen de klassieke geschiedschrijvers onderscheid te maken tussen twee Gotische stammen. De Visigoten worden ook wel Westgoten genoemd ter onderscheiding van de Ostrogoten of Oostgoten. Deze benaming is echter omstreden. Vermoedelijk zijn de benamingen ontstaan op basis van de verschillende gebieden waarin de Goten zich hadden gevestigd. Een alternatieve betekenis die aan de benaming Visigoten wordt gegeven, is "dappere Goten" of "valante Goten", terwijl ook de betekenis "wijze Goten" is gesuggereerd. Dit zou ook meer in overeenstemming zijn met het geloof van de Goten dat 'west', de plaats waar de zon ondergaat, de bode van de dood is en dus niet iets wat men als zijn eigen naam zal aannemen. 'Oost' in dat geval, de plaats waar de zon opkomt, is het symbool van leven en dus wel geschikt als naam.
De Visigoten die zich westelijk van de Dnjepr in het gebied van de Karpaten hadden gevestigd, verlieten deze woongebieden nog voor de inval van de Hunnen en trokken verder naar het westen. In het Romeinse Rijk kregen zij een vestigingsgebied toegewezen.
In 378 kwamen de Visigoten die in de Balkan leefden, in opstand tegen het Romeinse gezag. Bij de Slag bij Adrianopel (tegenwoordig Edirne in Turkije) versloegen zij het Romeinse leger, waarbij de Romeinse keizer Valens de dood vond.
In 410 plunderden de Visigoten Rome, onder leiding van Alarik I. Na de val van het West-Romeinse Rijk bleven de Visigoten gedurende 250 jaar een belangrijke rol spelen in de Europese geschiedenis.