Vrijheid van meningsuiting of vrijheid van expressie is de vrijheid van burgers om hun overtuigingen in het openbaar kenbaar te maken zonder voor de mening door de staat bestraft te worden, of represailles van andere burgers te hoeven dulden. Ook omvat dit het recht informatie vrijelijk te mogen verzamelen en verspreiden, zoals door journalisten.[1]
De vrijheid van meningsuiting is niet absoluut, net als de meeste andere grondrechten. Zo is een mening die sterk beledigend of discriminerend is, of neerkomt op smaad, onder bepaalde omstandigheden strafbaar of een onrechtmatige daad (privaatrecht).
Vrijheid van meningsuiting wordt vaak beschouwd als integraal onderdeel van een democratie. De vrijheid om zonder angst voor vervolging je mening te kunnen uiten staat expliciet vermeld in de Universele verklaring van de rechten van de mens,[2] (UVRM), het Internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR) en in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
De wettelijke beperkingen op de vrijheid van meningsuiting kunnen per rechtsstaat verschillen. Het Nederlandse strafrecht richt zich tegen smalend taalgebruik en aanzetten tot haat, belediging van gezagsdragers en het verspreiden van leugens (laster en smaad), maar minder of niet tegen obsceniteit of schendingen van goede smaak. In het algemeen verschilt de bescherming die een burger in Europese landen heeft, met die van de Verenigde Staten, waar men in beginsel verder kan gaan alvorens van belediging of discriminatie sprake is en waar de beperking van haatzaaien minder sterk is.[3]