De wetten van Newton vormen samen met de wet van behoud van impuls en die van het impulsmoment, de grondslag van de klassieke mechanica. De drie natuurwetten werden in 1687 door Isaac Newton geformuleerd in zijn boek de Philosophiae Naturalis Principia Mathematica (Wiskundige beginselen van de natuurfilosofie)[1]. De eerste twee wetten beschrijven hoe (het samenspel van) krachten een natuurkundig lichaam al dan niet in beweging zetten, de derde wet beschrijft de wederzijdsheid van de kracht die twee lichamen op elkaar uitoefenen.
De gravitatiewet van Newton wordt ook wel 'de vierde wet van Newton' genoemd. De bewegingswetten van Newton verwijst specifieker naar de eerste drie wetten.
De Wetten van Newton zijn (goede) benaderingen bij snelheden ver onder de lichtsnelheid en voor systemen op macroscopisch niveau, dat wil zeggen niet voor systemen van elementaire deeltjes. Voor snelheden vergelijkbaar met de lichtsnelheid is de relativiteitstheorie van toepassing, en voor elementaire deeltjes de quantummechanica.