Een wildwal, ook wel wildgraaf of wildvrede, is een opgeworpen aarden wal die gebruikt werd om wild van de eng (ook "es" genoemd) te weren.[1] De wildwal werd beplant met moeilijk doordringbare doornige struiken en vaak ook met eikenhakhout. Wildwallen werden aangelegd tussen de woeste grond (bos, hei), en het akkerland op de essen, maar in een later stadium ook wel op enige afstand daarvan, in de hei, Ze verloren hun functie toen in de Franse tijd de adel het exclusieve jachtrecht verloor, als gevolg waarvan de wilddruk door intensievere bejaging sterk afnam.