Wolfsklauwfamilie | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
grote wolfsklauw, bron: Koehler (1887) | |||||||||
Taxonomische indeling | |||||||||
| |||||||||
Familie | |||||||||
Lycopodiaceae P.Beauv. ex Mirb. (1802) | |||||||||
Typegeslacht | |||||||||
Lycopodium L. | |||||||||
Afbeeldingen op Wikimedia Commons | |||||||||
Wolfsklauwfamilie op Wikispecies | |||||||||
|
De wolfsklauwfamilie (Lycopodiaceae) is een plantenfamilie uit de orde Lycopodiales. Een familie met die naam werd, als Lycopodia, voor het eerste voorgesteld door Ambroise Marie François Joseph Palisot de Beauvois in 1802.[1] De familie wordt gerekend tot de sporenplanten, die zich niet vermeerderen door middel van zaad maar door sporen. De wolfsklauwen hebben sporendoosjes, die afzonderlijk op de bladvoetjes van de sporofyllen zitten. Deze sporofyllen vormen aan de top van de stengels een sporenaar. Niet alle stengels zijn echter vruchtbaar. Wolfsklauwen hebben minder grote bladeren dan varens.
In Nederland worden volgens de 24ste druk van Heukels' Flora van Nederland in deze familie vijf geslachten onderscheiden:
Vijf soorten staan op de Nederlandse Rode Lijst van planten:
Verder worden beschreven:
In het Carboon vormden de wolfsklauwachtigen een veel belangrijker deel van de vegetatie dan tegenwoordig. Sommige wolfsklauwen (zoals de zegelboom, Sigillaria) bereikten toen het formaat van bomen.