Recusatie (Engels: recusancy), ook wel non-conformisme genoemd, was van 1593 tot 1650 het niet bijwonen van kerkdiensten van de Engelse staatskerk, de Kerk van Engeland. Recusatie was in de genoemde periode strafbaar voor alle onderdanen van de Engelse koning in Engeland en Wales. Iemand die zich schuldig maakte aan recusatie werd een recusant genoemd en kon bestraft worden met boetes, onteigening en gevangenisstraf. Het woord recusatie komt van het Latijnse recusare, hetgeen weigeren betekent, en refereert aan de weigering om zich te voegen naar de praktijken van de staatskerk. Recusatie kon vele oorzaken hebben, maar de belangrijkste oorzaak was onenigheid met de staatskerk over de theologische zaken en de vanuit gewetensbezwaren ingegeven weigering om de staatskerk te erkennen door aan haar praktijken deel te nemen.
Hoewel ook niet-anglicaanse protestanten recusanten waren, wordt de term vooral toegepast op rooms-katholieken die trouw bleven aan het kerkelijk leergezag van de paus in Rome. Zij waren veruit de grootste afzonderlijke groep onder de recusanten en het meest als zodanig herkenbaar. Protestantse recusatie wordt in de geschiedschrijving doorgaans aangeduid met de term non-conformisme en dergelijke recusanten met de term non-conformist of dissident (Engels: dissenter).