spasticiteit en spasme | ||||
---|---|---|---|---|
Coderingen | ||||
ICD-10 | R25.2 | |||
ICD-9 | 728.85 | |||
DiseasesDB | 20872 | |||
MedlinePlus | 003297 | |||
eMedicine | neuro/706 pmr/177 | |||
MeSH | D009128 | |||
|
Een spasme is een snelheidsafhankelijke overdreven weerstand die wordt veroorzaakt door een reflex via met name de peesreksensoren in een spier. Deze peesreksensoren registreren dat een spier plots langer wordt waarna, door middel van directe stimulatie, zenuwcellen in het ruggenmerg via een motorische zenuw zorgen dat de spier zich weer verkort. Deze reflex wordt normaliter vanuit de hersenen via lange banen in het ruggenmerg geremd zodat ze niet overdreven werken en daardoor bewuste (aangestuurd vanuit de hersenen) bewegingen kunnen tegenwerken. Bij schade van de hersenen (bij bijvoorbeeld een beroerte) of ruggenmerg (bij bijvoorbeeld een dwarslaesie) wordt deze reflex onvoldoende geremd waardoor een overdreven reactie optreedt. Deze spasmes leiden tot spasticiteit, een verhoogde spiertonus (rustspierspanning) waardoor het normale bewegen van bijvoorbeeld een arm, naast een gedeeltelijke verlamming, parese genaamd, bemoeilijkt wordt. In sommige gevallen echter zijn spasmen ook beperkt nuttig omdat ze door de verhoogde spierspanning zorgen dat een gedeeltelijk verlamd been of arm toch nog een steunfunctie kan hebben. Mensen staan dan op hun spasme.
Spasticiteit ontstaat niet alleen bij een aangeboren, of tijdens de geboorte opgetreden, hersenbeschadiging ("hersenverlamming"), maar kan ook na een later verworven dwarslaesie of hersenbeschadiging zoals een beroerte, hersenkneuzing of multiple sclerose ontstaan.